3.8 Praktische aanpak monitoring natte dooradering en water
Rémon ter Harmsel van Stichting RAVON vertelt in deze presentatie over de praktische aanpak van de monitoring van natte dooradering en water.
Chemische waterkwaliteit kan niet zelf gemeten worden, maar ecologische waterkwaliteit eventueel wel. Om de ecologische waterkwaliteit te bepalen wordt gekeken naar het voorkomen van bepaalde vis- en plantensoorten.
Reptielen, amfibieën en vissen
RAVON is het aanspreekpunt en de kennisorganisatie voor de bescherming en studie van reptielen, amfibieën en vissen in Nederland. Ravon werkt met donateurs en waarnemers, en is gericht op soorten en de leefplek van soorten. In 2016 is het systeem vernieuwd. Nu wordt er minder gewerkt op individueel niveau maar meer met de 40 ontstane collectieven.
Agrarische collectieven spelen een grote rol in leefgebiedenbenadering
- Weidefauna/ open grasland
- Akkerfauna/ open akker
- Droge dooradering
- Natte dooradering
Monitoring is essentieel als er een nieuw plan wordt gemaakt. Wat zijn de uitkomsten en werkt het zoals het hoort te werken? Zo niet, hoe kan het dan geoptimaliseerd worden. Dit wordt opgedeeld in twee aspecten. Beheermonitoring op niveau van maatregelen en beleidsmonitoring op landelijk niveau.
Meetnet amfibieën en vissen
De eerste stap is het kiezen van de locaties. De meetpunten moeten voldoen aan de volgende eisen:
- De doelsoort moet uiteraard in dit gebied voorkomen
- Er moeten vergelijkbare locaties zijn om als referentiebeeld te dienen.
- Afgesloten ANLB pakketten
- Verdeelsleutel provincies. Verdeelsleutel met bovenaan de verschillende pakketten en onderin in theorie of het een positief effect kan hebben op de doelsoorten. Er is een hoge score bij een positief effect. Per combinatie wordt er gescoord.
Enkele doelsoorten waarmee gewerkt wordt zijn de boomkikker en de heikikker.
Voor de meetpunten wordt een digitale module gemaakt. Per kilometer zijn de specifieke meetpunten ingetekend. Per poel wordt nauwkeurig aangegeven wat er wordt aangetroffen.
In de praktijk gebeurt dit twee keer per jaar met meetpunten tussen april en oktober. Per meetpunt wordt ongeveer 15 tot 30 minuten gerekend om de metingen te voltooien. Dit wordt gedaan door vrijwilligers en extern ingehuurde ecologen.
Om de soorten te vinden moet er gezocht worden naar kansrijke plaatsen. Dit zijn voornamelijk vegetatierijke oevers. Ook moet er gekeken worden onder struiken en bomen langs de oever en overhangende takken.
Er zijn verschillende technieken om te inventariseren welke soorten er zitten. De vissen en amfibieën worden vanaf de kant met een net gevangen of vanuit de sloot. Dit wordt het liefste gedaan in groepjes zodat er meer resultaat is.
Het gebeurt regelmatig dat amfibieën “roepen”. Daarom moet er eerst goed geluisterd worden voordat overgegaan wordt op het vangen. Dit maakt het vangen makkelijker en efficiënter.
Er moet echter wel rekening gehouden worden met de periode waarop je soorten kan aantreffen, dit verschilt vaak per soort. Hierdoor is het mogelijk dat je niet alle soorten op hetzelfde moment kan aantreffen.
De soorten zijn goed uit elkaar te houden door te kijken naar de eieren, deze zijn duidelijk te herkennen.
Discussie
Vraag: Hoe moeten we concreet met beheermonitoring omgaan?
Antw: Er moet gekeken worden naar parameters van de poel, de diepte en drijvende waterplanten om er een soort van standaardisering aan te geven. Wij verzamelen de data in ons portaal maar het blijft een uitdaging om alles goed met elkaar te integreren. Dit gebeurt door de vele collectieven.
Vraag: Wordt er gebruik gemaakt van nieuwe technieken zoals A(E)DNA?
Antw: A(E)DNA gaat uit van het nemen van watermonsters en deze controleren op DNA. Dit is erg efficiënt en snel maar het kost ook erg veel geld. Het wordt in dit geval nog niet toegepast omdat het op de grote schaal niet te betalen is. Er is gekozen voor de methode die het meeste behapbaar is.
Wel is het waar dat A(E)DNA zo snel werkt en weinig mankracht nodig is, waardoor er minder mensen ingehuurd hoeven te worden en minder uren worden gedraaid. Dit is echter niet echt van belang aangezien het meetwerk door zo veel mogelijk vrijwilligers wordt gedaan, dus dat is sowieso al goedkoper.